De zevenjarige Alice moet van haar vader elke dag tegen haar zin naar skiles. Op een mistige ochtend zondert zij zich af van haar skiklasje en besluit ze de afdaling alleen te maken maar ze komt ten val en raakt voor de rest van haar leven verlamd aan een been. Mattia is de helft van een tweeling. Hij is hyperintelligent, zijn zusje Michela is zwakbegaafd. Als de tweeling wordt uitgenodigd voor een verjaardagspartijtje schaamt Mattia zich bij voorbaat voor het gedrag van Michela en hij besluit om haar op een bank in het park achter te laten met de opdracht dat ze daar op hem moet wachten. Wanneer hij terugkomt, is zijn zusje verdwenen. Ze wordt nooit meer gevonden.
Op de middelbare school kruisen de levens van Alice en Mattia elkaar, ze herkennen elkaars pijn en er ontstaat een merkwaardige vriendschap. Na de middelbare school vertrekt Mattia met een beurs naar het buitenland . Hij en Alice verliezen elkaar uit het oog. Wanneer zij elkaar jaren later weer terug zien, doen beiden een onthullende bekentenis.