De naam Abruzzo is afgeleid van het latijnse ‘Aprutium’, oftewel het ‘land van de zwijnen’. Het klopt dat het wild in deze regio vrij spel heeft. Abruzzo heeft vier bijzondere natuurparken, die samen een derde van de regio beslaan. Wilde zwijnen, vossen, wolven, edelherten, dassen, gemzen en zelfs beren kunnen hier vrijwel ongestoord leven. In het Parco Nazionale Gran Sasso-Monti della Laga ligt het hoogste punt van Italie buiten de Alpen: de Corno Grande op 2912 meter. Het Parco Nazionale della Majella staat bekend om de enorm diverse vegetatie en de vele hoge pieken en bergplateau’s afgewisseld met diepe dalen, die soms zelfs echt canyons lijken. Het Parco Nazionale is het oudste van de drie nationale parken en werd al in 1923 gesticht. Het park beschikt over vele mooie meren, bijzondere vegetatie zoals de zwarte pijnbomen en, wat het park beroemd heeft gemaakt, een populatie bruine beren.

Een mooie afwisseling op de natuurpracht zijn de slaperige stadjes en dorpjes die de heuvels van Abruzzo versieren. Vrijwel elk dorpje heeft wel een lekkere Osteria voor de maag en een Albergo voor de nacht. Als je van wat meer leven verzekerd wilt zijn, moet je het zoeken in bekendere plaatsjes zoals Atri, Penne, Sulmona en Scanno. Dit zijn de toeristencentra voor onder andere Romeinen die een paar dagen de stad willen ontvluchten en zich, uiteraard goed gekleed, de natuur in wagen. In de winter komen ze voor de sneeuw die is te vinden op de hogere bergen van het Parco Nazionale d’Abruzzo en in de Gran Sasso. In de zomer zijn het dezelfde hoge toppen waar men heen gaat voor de frisse lucht, het spotten van wild en het genieten van de mooie uitzichten. In de zomer is ook de mooie kuststrook van Abruzzo favoriet. Een mooi stuk van de kust ligt net boven Pescara, bij Pineto, een ander mooi gebied ligt in het zuiden van de regio, Punta della Penna.